Op de presentatie van het eerste Bertolucciboek was één journalist. Het zat ook verder niet mee. Drie dagen voor het event plaats zou vinden bleek de reservering bij de gekozen locatie, strandtent Bloomingdales, niet doorgekomen te zijn. Gelukkig kon uitgeweken worden naar Woodstock, maar daar was het zaaltje maar tot zes uur beschikbaar. Hoewel het een grauwe zomerdag was stond het verkeer naar Zandvoort vast en ook bleken enige treintrajecten in het ongerede, zodat zelfs de familieleden en de vrienden van de auteur met grote vertragingen binnendruppelden. Het was een vrolijk boekje dat ten doop werd gehouden. Het heette Zoenen!, het ging over zoenen. De auteur, Diekevan Ewijk, had met liefde, vakmanschap en fanatisme aan het boekgewerkt. Toch was het meer de nutteloosheid dan de onwaardigheid van de bijeenkomst die me dwarszat. Uitgeven leek meer om deelnemen dan om winnen te gaan. Niet dat Oscar van Gelderen me niet gewaarschuwd had. Van Gelderen was mij aanbevolen. Hij had naam gemaakt in de
uitgeverswereld als een man die een neus had voor bestsellers, maar bovendien zijn projecten met onconventionele middelen en 'daadkracht in de markt' zette. Zo had hij dat bij Uitgeverij Vassallucci eerst met Lulu Wang en daarna Heleen van Royen gedaan, maar zijn trots was zeker ook Abdelkader Benali, winnaar van de Libris Literatuurprijs. Ik had een andere status. Ik was gepokt en gemazeld in de tv-wereld, als programmamaker, maar ook als zenderbaas van RTL 4. Ik had net een échec achter de rug met Veronica. Ik wilde wel eens wat anders (erbij).
In het najaar van 2003 heb ik een snuffelstage gehad bij de uitgeverij. Eerst ging ik mij eens inlezen, tenslotte verschenen er wel 75 boeken per jaar bij Vassallucci. Ik maakte kennis met Clark Accord en Dave Goldstein. Ik had enige moeite wat namen te onthouden: Sahid El Haji. Meir Shalev, Khalid Boudou. Ik stuitte niet op een nieuwe lievelingsschrijver. Sterker nog: ik had geen van die boeken gemist als ik ze niet gelezen had. Het gelauwerde De langverwachte van Abdelkader Benali gaf ik op na 20 pagina's. Het was maar goed dat ik niet op jacht moest naar literaire prijswinnaars. Het pand aan de Amsterdamse Herengracht 505, waar behalve Vassallucci ook Arena en Meulenhoff gevestigd bleken, was schier ontoegankelijk. Trappen, gangen vol met boeken en dozen. Iedereen leek overwerkt.
Oscar en ik reden naar Utrecht. Daar zat op een industrieterrein Bruna. Bruna zit net als Vassallucci in de PCM. Met Bruna had Vassallucci een imprint: VIP. Onder VIP moesten biografische werkstukken verschijnen. Op de A2 kreeg ik college. 'Waarom zijn jullie VIP begonnen?', vroeg ik.'In de eerste plaats voor de lol,' zei Oscar. Dat leek wel leuk van uitgeven, ze deden nog dingen voor de lol. 'En we delen natuurlijk de winst,' zei Oscar. Toen al bleek in welke bizarre spiraal de uitgever zit. Als tvmaker was ik gewend dat wat ik maakte beschikbaar was. Iedereen kon kijken naar wat ik maakte, het stond keurig in de gidsen aangekondigd. Maar een boek gaat niet rechtstreeks naar de lezer. Daar zit een fikse hobbel tussen en dat is de boekhandel.
Het systeem bleek idioot en onveranderbaar. Alle uitgeverijen komen maanden voor de boeken verschijnen met een catalogus, veel van de aangekondigde boeken zijn dan nog niet voltooid, soms staat er zelfs nog geen letter op papier. Maar die aankondigingen zijn cruciaal, bepalend voor de te draaien oplage. De boekhandel bestelt. Rustigjes aan. Maar de publicitaire tamtam barst natuurlijk pas los na verschijnen. En dan is het maar de vraag of de boekhandel bij bestelt. Ondanks het treurige feestje voor Zoenen! in Bloemendaal verschenen grote stukken over het boek in De Telegraaf, Het Parool, de GPD-bladen, Nieuwe Revu. Desondanks lag het boek bijna nergens in de schappen. Waar de lezer nul aandacht heeft voor het logootje op de kaft hecht de boekhandel aan de reputatie van een uitgeverij. 'In 2003 had ik Abdelkader Benali,' zei Oscar bij BreukeIen, 'in 2004 zit ik wel goed met Arnon Grunberg.'
Hij moest oppassen dat Vassallucci (waar ook Sex & the city auteur Candace Bushnell publiceert en The Nannys uitkomt) niet als te down market gezien ging worden, dat zou zijn literaire reputatie bij de boekhandel beïnvloeden. Een boekje met de verzamelde columns van acteur Daan Schuurmans (uit AVRO-bode/Televizier) kon natuurlijk niet bij Vassallucci, maar was wel een goed idee voor VIP. 'Moet je niet eerst nog wat langer geleefd hebben dan?' Maar de juiste vraag bleek toch: 'Zal dat verkopen?' Heilig was 'het auteursbezoek'. Oscar haalde graag auteurs naar Nederland, hij installeerde de auteur dan een paar dagen in Hotel Ambassade en plempte hem of haar zo vol mogelijk met interviews. Ik hoorde hem aan de telefoon. 'Je moet het wel snel laten weten, want ze zit al bomvol.'
Waar in de tv-wereld de kijkcijfers alom bekend zijn, leken in de uitgeverswereld de oplagecijfers een gekoesterd geheim. Je moest echt op jacht om te weten hoe een boek het gedaan had.
De verantwoordelijke redactrice zuchtte: er kwam nog een kinderboek van Madonna uit. Terwijl het vorige toch nogal geflopt was. 'Het staat drie in de kinderboekentop-10,' wist iemand. 'We hebben er 16.000 van verkocht,' stelde een ander.
Ik had onthullende tweegesprekjes met Oscar. Hij liet me A4-tjes zien met de prognoses van 2004. Van die Grunberg verwachtte hij er toch wel 40.000 te verkopen, van Heleen van Royens Godin van de jacht in een midprice-editie 30.000. Maar wat heb je nou aan 2000 maal de verzamelde columns van Stephan Sanders?, vroeg ik. Het gaat om de naam van de uitgeverij, stelde Oscar dan. Maar waar hield die strategie op? Ik leerde over voorschotten. Voor de opvolger van The Nannys moest wel 30.000 Dollar worden neergeteld. Oscar hoopte dat ik veel Nederlandse auteurs zou ontdekken, stimuleren en in de markt zou zetten. Dat leverde sneller winst op.
Ik werkte me door de stapel manuscripten. Ik moest ergens beginnen. Ik ontdekte twee romans die wel 'iets' hadden. Ik sprak af met de auteurs en gaf kritiek en tips. Zij zetten zich aan de rewrite. Beide boeken haalden de eindstreep niet. De een bleef toch te veel steken in het egodocument, de ander was me te literair. En eigenlijk bleek wel dat als iets in het begin toch niet 'het' was het ook niets zou blijven.
Oscar pitchte intern. Het was wel duidelijk dat een boek duidelijk moest zijn. Zo was Melissa P. 'het tienerseks antwoord op Catherine M.' en Al Franken (J.eugens) nauw verwant aan Michael Moore.
Ik maakte een boekpresentatie mee. Aan de Herengracht was een vertrek dat 'de gouden kamer' werd genoemd. Dat zaaltje was net genoeg om vrienden en familieleden, medewerkers van de uitgeverij en die ene journalist (en die andere die alleen voor de drank kwam) te herbergen. Het was een dichtbundel van Carla Bogaerts die hier het licht zag. Dat was nog haasten geweest, want ze zat in Villa Felderhof. De redactrice kreeg het woord. Poëzie bleek ook geredigeerd te worden. Dat wil zeggen: 'Als ik iets niet goed vond en zij ook niet ging het weg. Als ik iets niet goed vond en zij wel bleef het staan.'
Niet veel later had ook Vassallucci een boek te presenteren. Het was van Wu Ming, een Italiaans schrijverscollectief. De ene Ming sprak geen woord Engels, de andere Ming vertaalde, zodat het twee keer zo lang duurde. Er was niet veel belangstelling voor deze bijeenkomst, maar er werd veel geschreven over Wu Ming.
Ik sprak schrijvers. Ronald Giphart, de vedette van Podium, die daar tevreden mee was. Maar op het terrein van marketing viel er nog een wereld te veroveren, stelde hij. Catherine Keyl, los van de slangenkuil die Hilversum is, vond iedereen bij Tbe House of Books 'zo lief'. Uja Gort (wijnboer en -auteur) werd ook al blij van Tirion. 'Maar op vrijdag en ook op maandagmorgen moet je niet proberen ze te bereiken.' Ik begon de uitgeverswereld vooral 'schattig' te vinden.
We gingen naar een cultureel festival: Crossing Border. Daar werden schrijvers uitgenodigd (ook buitenlandse) die voorlazen uit eigen werk. Ik ben ook nog naar een lezersfeest geweest. In de bibliotheek van de Stadsschouwburg in Rotterdam was dat. Nooit eerder zag ik zoveel artistieke panty's bij elkaar. Herman Koch en vooral Kees van Kooten trokken veel publiek. Leuk scoort. Voor Jean Auel (die makkelijk 200.000 boeken verkoopt) was nauwelijks belangstelling. Haar lezers zaten thuis en keken naar Ron Brandsteder.
Nadat ik zo een tijdje had meegelopen deed Oscar een voorstel: ik ging mijn eigen imprint krijgen bij Vassallucci. We gingen het Bertolucci noemen. Ik had misschien niet moeten zeggen dat ik een boek waarvan niet minstens 10.000 exemplaren verkocht werden de moeite van de aandacht niet waard vond. 'Wat vindt Mai van dat idee?', vroeg ik. Oscar haalde zijn schouders op. Ik had een ontmoeting met Mai Spijkers, (toen nog) directeur Algemene Boeken van PCM. De afspraak viel toevallig (?) net toen Oscar op vakantie was. Mai vond de imprint een belachelijk idee. Hij was juist bezig met een minder-merken-strategie. En toen ik hem met wat titels confronteerde bromde hij: 'Dat kan dus bij Arena' of: 'Dat is iets voor Bruna.' Maar ik voelde ook wel dat hij Oscar, zijn prima donna, zijn goalgetter, niet kon weigeren. Ik maakte het imagobewuste manneke opnieuw mee toen PCM haar nieuwjaarsreceptie had in De Rode Hoed. Het was een bloedeloze bijeenkomst, waarop een uurtje per jaar het PCM-gevoel door het personeel werd
geblazen. Want van enige coördinatie, laat staan samenwerking tussen de uitgeverijen bleek geen sprake. Op het Zomerfeest (ter viering van het nieuwe boekenseizoen) in augustus 2004 was sprake van een doorbraak: de achtertuinen van Herengracht 505 en 507 waren samengevoegd. Maar wel waren 505'ers welkom op donderdagen de 507's op vrijdag.
Ik moest eens een boek hebben dat recent bij Bert Bakker (ook PCM, Herengracht 507) verschenen was. Ik ben het toen maar bij Scheltema gaan kopen. Mai had een leuze in zijn toespraak: 'Verstand van de lezer, hart voor het boek.' 'En lak aan de winst,' zei de redacteur die naast me stond.
Ik ging voortvarend aan de slag. De eerste Bertolucci boeken zouden in de zomer verschijnen. Maar ik had nog een maand voor de catalogus. We besloten dat mijn eigen boek Het liefje van Oranje (half fictie, half echt over Mabel Wisse Smit) het eerste project van Bertolucci moest worden. Zo genereerden we dubbel publiciteit. We wisten aardig wat lawaai rond Het liefje te creëren, ik haalde zelfs Boulevard en Shownieuws en een tiental dag- en weekbladen, maar die lO.OOO-, zelfs de 5000-grens bleek onhaalbaar. Ik kwam tot de concIusie dat je met meer mensen minder boeken moest gaan maken, gewoon uit die gekmakende spiraal stappen en alle aandacht geven aan boeken die potentiële verkoopsuccessen zijn. 'Maar ja,' zei ik tegen Oscar, 'je weet het niet van tevoren.' 'Dat is nou het gekke,' zei Oscar, 'je weet het eigenlijk wél van tevoren.'
Toch liet ik me ook meeslepen door die mallemolen. Terwijl de zomerboeken nog allemaal geschreven moesten worden dacht ik al aan de najaarsaanbieding. Een boek dat makkelijk tot stand komt bleek een zeldzaamheid. Verder trof ik veel auteurs die een variatie aan redenen hadden om niet aan de slag te gaan (ander werk ging voor, contract nog niet binnen, voorschot nog niet overgemaakt) dan wel ongeveer per hoofdstuk een peppil nodig hadden. Ik had dat zwaar onderschat. Als uitgever was ik voornamelijk een psychiater die te snel resultaat wilde boeken. Ik las in de krant dat de cijfers van PCM Algemene Boeken in 2003 verbeterd waren. Maar het ging niet goed met Bertolucci. Van de vijf boeken die in de zomer hadden moeten verschijnen stagneerden er vier: tweemaal op de energie van de auteurs, tweemaal geen mankracht voor eindredactie.
De vijf boeken die in het najaar moesten verschijnen bleken ook niet aan te slaan bij de boekhandel. Terwijl er toch twee geruchtmakende romans bij waren die respectievelijk de wereld van een tv-reporter in New York en de redactie van een blad als Playboy tot onderwerp hadden.
'We hebben een bestseller nodig met Bertolucci,' zei Oscar. 'Ija, als het alleen om de potentie van het boek ging had ik er wel drie, geloofde ik zelf. En ik gaf ruimhartig toe dat er aspecten aan het uitgeversbestaan waren waar ik matig affiniteit mee had. Ik was het getwijfel van de auteurs beu en was het zat hen na te jagen. Ik vond het pijnlijk een schrijver op gang te helpen en dan na een hoofdstuk of wat de trekker over te moeten halen. Ik had hoofdpijn van 'het systeem' en niet de energie om journalisten te stalken. Ik vond eigenlijk dat de uitgeverij te kort schoot in het creëren van een ondersteunende infrastructuur. Ik charterde schrijvers, ik leverde boeken, maar wie zorgde voor de rest? Ik had me niet gerealiseerd dat ik bijna alles alleen moest doen, al was het wel lollig bij Getty Images op zoek te gaan naar foto's voor de covers.
'Misschien moeten we de voorjaarsaanbieding overslaan,' zei Oscar. Het klonk als een voorstel voor stille euthanasie. Ik dacht aan die auteurs die ik aan het werk had en die nog geen catalogus hadden gehaald, die niet eens aan een bestseller durfden te denken, alleen aan een boekje in de kast,jouw verhaal in een kaftje met jouw naam erop. Als je dat mogelijk maakte mocht je zonder discussie door de hemelpoort, dat wist ik zeker. 'Laten we nog even doorzetten,' zei ik.
Ik kon de ingang van de Stibbe-toren in Amsterdam-zuid niet vinden. Ik kwam van 'Vers voor de pers' in De Meervaart. Op Vers voor de pers worden de aanstaande boeken aan de media gepresenteerd. Maar het is vooral de jaarlijkse reünie van uitgevers. Het is een ontmoedigende uitstalling, want hier ligt de basis van de boekenberg. Mai Spijkers stond in het gangpad voor de Prometheus-stand en slaagde er wonderwel in mijn blik te ontwijken. Het viel maar weer eens op dat tal van uitgeverijen wel pretenderen zich te specialiseren, maar uiteindelijk gewoon alles uitgeven dat zou kunnen verkopen.
Ik kon niet lang blijven, want ik had een juridisch akkefietje. We hadden een boek aangekondigd dat Professional playboy ging heten en toevalligerwijs geschreven zou worden door de ex-hoofdredacteur van de Playboy, Paul Koopal. Zijn voormalig werkgever Sanoma maakte bezwaar, tegen de schending van de geheimhoudingsplicht en de naam van het blad in de titel De brief moest voor vijf uur op deze maandagmiddag bij de klagende partij zijn. En ik besloot het document zelf te bezorgen, maar ik liep door deze woestenij en ik kon die rotingang niet vinden. Het was mijn bedoeling 'spraakmakende boeken' te produceren, maar ik had weer eens een consequentie niet voorzien.
Ik was nauwelijks thuis of ik kreeg telefoon van Leo van der Goot, programma directeur van de RTL Groep. 'Ik begrijp dat er een boek bij je uitkomt over Max Westerman...' 'Nee,hoor, hij heet Lex.' 'Jaja. Dat meisje heeft bij hem gewerkt...' 'Veel boeken zijn door het werkelijke leven geïnspireerd, Leo. Dit is fictie.' 'Ze beschrijft een scène in een soort lijkenhuis waar ze niet eens bij is geweest.' Dat fragment uit MissAmerica stond in de catalogus. 'Nou, dat bewijst dus dat het verzonnen is.' 'Maar in het programma van Max zat een item over net zo'n lijkenhuis.' Leo vroeg of RTL de 'drukproeven' in mocht zien. Ik beloofde het met Oscar te overleggen.
Een paar dagen later had ik weer bericht van Stibbe. Ze wilden het woord 'playboy' niet in de titel hebben. Zelfs werd het eveneens allitererende 'Vakmatig versierder' gesuggereerd. Ik componeerde maar weer een briefje waarin ik, met de Van Dale in mijn rug, stelde dat 'playboy' toch echt een geaccepteerd woord in de Nederlandse taal is.
Dat toen PCM in Engelse handen overging ook naar Algemene Boeken gekeken zou worden mag geen verbazing wekken. Maar wat Spijkers en diens baas Ben Knapen bedacht hebben klinkt wel erg rigoureus: '505' ging dicht, Oscar mocht Vassallucci gaan doen met hoogstens één medewerker. Arena moest maar naar De Boekerij. Er moest enorm gesaneerd worden in de literaire uitgeverijen.
De dorpsrel is geboren een kleine veertien dagen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Henk van Dorp had gebeld met Max Westerman. 'Wie regisseert die nacht eigenlijk?' had de correspondent gevraagd. 'Wat kan jou dat nou schelen?' had Henk nog gezegd. 'Nou, als Bert het doet ben ik er niet,' stelde Max. Eigenlijk had ik maanden geleden Nathalie Huigsloot afgeraden dit boek te schrijven. Ik refereerde er nog aan in mijn speech bij de presentatie. Over 'hoge bomen met lange tenen' ging het. Daarom besloten Nathalie en ik tijdens een etentje ergens in januari dat dit boek er niet zou komen. Onze raadgever was kennelijk angst. Dat het boek er toch gekomen is komt omdat Nathalie iedereen vertelde dat ze geen boek ging schrijven over haar maanden in New York, maar wel liet lezen wat ze al geschreven had. Dat het boek er toch gekomen is komt omdat Nathalie raadgevers had die aan de literaire kwaliteit van Miss America meer waarde hechtten dan aan de mogelijke gevolgen. Toen ik het eerste hoofdstuk dat Nathalie schreef van haar boek Miss America las wilde ik het hebben voor mijn imprint Bertolucci. Zo vaak komt het niet voor dat je een tekst leest die simpelweg geestig is. Dat een sterk op Max Westerman gelijkende figuur een voorname rol speelde in het boek hield mij niet bezig. Van mij mocht Nathalie haar ervaringen en frustraties in een geestig (ook: liefdesverhaal) vastleggen. Later, veel later zou Max tegen Henk zeggen dat hij mij als een vriend beschouwde. Dan maakt Max snel vrienden. We hebben wel eens geluncht in New York en ook heeft hij wel eens een logeeradresje voor me geregeld en ik had zeker geen hekel aan Max, maar ik had dan ook mijn Max en Nathalie had haar Max. Dat Nathalie (die verkeerde in de roddelzuchtige kringen van onder anderen Theo van Gogh en Theodor Holman, Quote-en Nieuwe Revu-journalisten) dit boek aan het schrijven was werd in Amsterdam gevoeglijk bekend. En dat leidde tot een eerste publicatie waaraan Nathalie, mede op mijn aanraden, op generlei wijze mee werkte. Nieuwe Revu gooide Maxop de cover:DE TIRAN. Voormalige en huidige medewerkers kwamen aan het woord, ook werd leuk geciteerd uit Miss America. Volgde een voorpublicatie in VARA TVMagazine en een interview (met veel over Max) in de Volkskrant. Maar toen onze man in New York de presentator van de RTL-talkshow liet weten dat hij 'zwaar gekwetst' was had hij noch iemand anders in zijn buurt het boek gelezen. Ik had geen seconde spijt dat ik het boek had uitgegeven, maar ik vond het lullig voor Max dat hij zo ontdaan was. En ook alom Henk en Frits (die mij graag als regisseur aan hun zijde hadden in die uitzending, we hadden het vier jaar geleden ook gedaan en veel plezier gehad) wilde ik best even door het stof gaan. Er werd toch besloten dat ik de uitzending in de verkiezingsnacht niet zou regisseren. Op donderdagmiddag 28 oktober (een week na mijn eerste gesprekje over dit onderwerp met Frits en Henk) was er zowaar een boek. Het werd feestelijk gepresenteerd bij de uitgeverij. Ik werd aangesproken door Theo van Gogh.
'Wat hoor ik nou? Ben jij door dit boek van Barend en Van Dorp afgezet?' Dat kon ik ontkennen en het leek mij ook niet raadzaam het hele verhaal te vertellen. 'Jammer. Daar had wel een stukje ingezeten.' Theo van Gogh zou nog maar één column schrijven, wisten we toen nog niet, en die ging over Job Cohen.
Op 8 december 2004 werd het laatste boek van Bertolucci gepresenteerd. Het vijfde. Bemint eergij begint van Natasja van Loon. In de uitnodiging meldde ik: 'De doop van een boek, de dood van een imprint'. Ik zou gaan speechen en Oscar vreesde mijn uithalen. Hij belde me op. Dat het toch hoofdzakelijk het feestje van Natasja moest worden. Met andere woorden: niet te veel over PCM.
Ik schreef: 'Oscar had mij niet verteld (maar dat kwam omdat hij het ook niet wist) dat ik ging werken onder de lekkende paraplu van een bouwvallige organisatie. Waar niet de geringste marketingstrategen zeggen dat je in moeilijke tijden het lef tot investeren moet hebben klonk de cirkelzaag op de Herengracht 505. (...) PCM wil van Bertolucci af (al is het er even niet van gekomen mij dat officieel mee te delen) en ik wil van PCM af. Ondanks alle inspanningen van alle goede mensen vind ik dat de organisatie zwaar te kort schiet in haar ondersteunde activiteiten, inspanningen die hard nodig zijn om van een boek een succes te maken.'