14 Sep '09 - 2098 W, 1 I - + 146 - 78 Ik-verhaal voor de RED
TIK TAK, TIK TAK
Als je op je 39ste nog steeds niet uit je kinderwens bent en langer uitstel automatisch toch echt tot afstel zal leiden, zit er niets anders op dan die knoop door te hakken. Journaliste Nathalie Huigsloot over haar 'nu of nooit'- moederschap.
Eigenlijk heb ik mijn hele leven kinderen vermeden. En als ze niet te ontlopen vielen, vond ik ze vooral irritant. Dan zat je net in een goed gesprek en dan pikte zo'n onaangepaste, incontinente donder met één kik de aandacht alweer weg. Ik vond ze ook eng, een beetje te eerlijk. Ik kan me herinneren dat ik op een zonnige dag eens met een kater naast een klein meisje stond die keihard begon te huilen toen ik mijn zonnebril afdeed. Ze vond me er monsterlijk uitzien zonder bril, gilde ze tegen haar moeder. En het leek net of de omstanders dat ineens ook inzagen. Nee, ik had nooit wat met kinderen. En als ik aan de toekomst dacht, fantaseerde ik mezelf zeker niet achter een kinderwagen of voor een oven met liefdevol bereide koekjes.
Mannelijke trekjesMisschien kwam mijn afkeer voor het moederschap doordat ik vrij mannelijk ben opgevoed. Rationele eigenschappen gericht op een serieuze carrière, zoals intelligentie, onafhankelijkheid, doorzettingsvermogen en ambitie, konden bij mij thuis op veel meer waardering rekenen dan 'softe' trekjes als empathie en zorgzaamheid, eigenschappen die je wel kunt gebruiken bij een intiem gezinsleven. Gevoelens waren al snel symptomen van aanstelleritus. En zo kwam het dat ik vrouwen die eerder van hun werk gingen omdat ze hun kind van de crèche wilden halen, altijd maar afhakers vond. Zo wilde ik niet zijn. Ik was one of the guys.
Het leek me ook lastig om na zo lang op studie en carrière gericht te zijn ineens een ommezwaai te maken en mijn ambities op een tweede plan te zetten. Want wie was ik dan, zo zonder mijn wer?. Niet dat ik nou zulk wereldschokkende arbeid verricht, ik ben freelance journalist. Maar toch. Wie ben ik als mijn naam niet staat onder een stukje in de krant? En zouden mijn opdrachtgevers niet massaal afhaken als ik met zwangerschapsverlof zou gaan? En mijn vriend? Zou hij nog wel van mij kunnen houden als ik moeder ben? Of gaat hij dan op de stagiaire zitten omdat zij geen hangkont heeft, en borsten in plaats van lege theezakjes?
Er lagen, kortom, genoeg gevaren op de loer om er maar vooral niet aan te beginnen. Maar waarom bleef het mij dan toch zo bezighouden? Sterker nog, hoe dichter ik bij de veertig kwam, hoe groter de twijfel werd.
Rammelende eierstokkenVrouwen met kinderen zeiden steeds: "Ach, het komt vanzelf. Op een dag word je wakker met rammelende eierstokken en krijg je ze niet meer stil. Dan weet je het zeker." Maar die dag kwam bij mij maar niet. Eerst wachtte ik geduldig af. Later, toen de tijd écht begon te tikken, concentreerde ik me bewust op elk kindje dat op straat voorbijkwam. Dan probeerde ik er met man en macht een gevoel van ontroering uit te persen. Maar er kwam niets.
Ook in mijn interviews sijpelde mijn kinderwensdilemma steeds vaker door. "Wat weet jij wat ik niet weet omdat ik geen kinderen heb?", vroeg ik Victor Reinier. "Jij weet niet wat liefde is", stelde hij zonder blikken of blozen. "Echte onvoorwaardelijke, niets ontzeggende liefde, dat kun je alleen maar voor je kinderen voelen. Dat is weergaloos. Echt, het grote geluk zit in je buik." Thom Hoffman gaf me aan het eind van het interview zijn fotoboek met daarin de opdracht: 'Kindje maken! Leven!' En de toch niet bepaald onambitieuze Karin Bloemen zei dat het mooiste wat ze ooit gemaakt had bij haar thuis in bed lag, negen en tien jaar oud. "Dat is het gaafste wat je kunt doen. Daar zit mijn liefde", verklaarde ze.
Steeds meer kreeg ik het idee dat ik het mooiste wat het leven te bieden had misschien wel aan het mislopen was. Maar omdat bij mij de oerwens ontbrak, bleef ik het een angstaanjagende keuze vinden. Stel dat ik wél een kind zou krijgen maar níet de bijbehorende gevoelens? Dan kreeg ik ongelooflijke spijt, maar kon ik niet meer terug. En dan ging mijn kindje mij haten. En ik mezelf ook. Zonder oermoeder-gevoel lijken de concrete nadelen die aan een kind kleven ook zoveel duidelijker dan de abstracte voordelen. Ik kon me er van alles bij voorstellen hoe vervelend het moet zijn als je kind maar blijft huilen. Maar hoe zat dat met het gevoel van ontroering en onvoorwaardelijke liefde dat je daarvoor terugkreeg? Dat gevoel waar ik me geen enkele voorstelling van kon maken?
"Als iedere vrouw er zo veel over zou nadenken als jij, zouden er geen kinderen meer geboren worden", zei een vriendin van mij. Een ander verklaarde dat het voor iedereen een sprong in het diepe is. "Bovendien krijg je eerder spijt van dingen die je niet doet dan van dingen die je wel doet." Misschien hadden ze gelijk, zou het nooit lukken om er echt klaar voor te zijn. En moest ik, aangezien het gevoel me niet over de streep kon trekken, het gewoon rationeler benaderen. Wist ik niet of het moederschap mij lag? Dan ging ik dat uitproberen. Babysitten dus.
Kindje met keukenmesMijn eerste babysitervaring verloopt tot mijn grote verbazing tamelijk vlekkeloos. Goed, de luier zit verkeerd om, hij heeft nauwelijks geslapen en amper wat gegeten, maar hij doet het nog en het was nog gezellig ook. Verrukt door de positieve ervaring loop ik naar huis. Misschien heb ik mezelf onderschat, huist er toch een zorgzame moeder in mij.
Omdat één zwaluw nog geen zomer maakt, fiks ik een tweede babysitdate, ditmaal is het slachtoffer een meisje van één jaar. Om een uur of vijf begint zij te gapen en steeds zeurderiger te huilen. Aha, die heeft slaap, zegt de recent geboren moeder in mij. Trots op dit haarscherpe inzicht pak ik het meisje op, trek d'r kleren uit, duw haar armpjes door de gaten van de slaapzak en leg haar in bed. O! Vergeten! Ik moest het nog een flesje geven. Ik til het meisje weer uit bed en maak, met haar op mijn arm, een pannetje water warm op het vuur. Terwijl ik de handelingen verricht, hou ik d'r zo ver mogelijk weg van de vlam. Op het moment dat alles klaar is, kijk ik opzij. Op links blijkt een messenblok te staan! De kleine heeft een gigantisch keukenmes in d'r hand! Ik schrik me he-le-maal kapot. Pijlsnel pak ik het mes uit haar handje, gris de fles uit het pannetje en ga zitten op de bank. Mijn hart bonkt in mijn keel terwijl ik het meisje te drinken geef. Wat had er niet kunnen gebeuren?! Voor hetzelfde geld had ze zichzelf helemaal opengehaald! Opeens voel ik wat over mijn arm stromen. Het meisje is helemaal doorweekt! Ik kijk, maar zie geen bloed. Thank God! Ik heb in alle stress vergeten het flesje goed dicht te draaien.
Pas als ik de volgende dag met een smoes naar de vader van het meisje bel en ik kan opmaken dat ze nog gezond in leven is, stopt het hoge gebonk in mijn keel. Het betreffende oppasavontuur beschadigt mijn moedermoed behoorlijk, maar enigszins gerustgesteld door bevriende ouders die zeggen ook vele bijna-ongelukjes te hebben meegemaakt, ga ik in de herkansing. Ditmaal samen met mijn vriend en zonder bijnadoodervaringen.
Man met biologische klokMijn vriend begint inmiddels steeds zekerder over de keuze voor een kindje te raken. Zelf niet gezegend met hele intieme familiebanden lijkt het hem gezellig om een eigen gezinnetje te vormen. Hij heeft er ook vertrouwen in dat we er wel klaar voor zijn. We hebben ons studentiekoos aandoende flatje verruild voor een mooie etage, mét ruimte voor een kinderkamer. We halen steeds vaker boodschappen in plaats van onze honger te stillen met drank en bitterballen. En hij is ervan overtuigd dat we leuke ouders zijn. Dus waarom zouden we de sprong in het diepe niet nemen?
Ik blijf twijfelen, maar voel de klok wel steeds harder tikken. Mijn dokter zegt dat ik moet zorgen dat ik voor mijn 41ste binnen ben, dus veel tijd is er niet meer. In een uiterste poging de beslissing uit te stellen vraag ik of hij mijn eieren in kan vriezen. Maar zover is de techniek nog niet. Het is echt nu of nooit.
En dan hak ik de knoop door. Als ik dan per se moet kiezen, dan is het liever nu dan nooit. Tuurlijk, ik ben bang voor het verlies. Maar gok er dan maar op dat de winst groter zal zijn. Bovendien heb ik na de beslissing nog ruimschoots de tijd om te wennen aan het idee. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een vrouw van 39 gemiddeld een jaar bezig is om zwanger te worden. Als het al lukt.
Een maand later ben ik zwanger. "Poeh, ik moet even liggen", is mijn reactie bij het zien van het tweede streepje op de Predictortest. "Ik ben ineens een beetje licht in mijn hoofd."
Kloppend hartjeEenmaal zwanger betrap ik mezelf het ene moment op fantasieën waarin ik vrolijk in de weer ben met een klein meisje met twee rode staartjes die een zandkasteel bouwt. Het andere moment slaat de angst me om mijn hart. Ik voel me net een goudvis. Die beestjes hebben een geheugen van slechts luttele seconden waardoor ze elke keer weer van elkaar opkijken als ze elkaar tegenkomen in de kom. Ik heb dat bij mijn dikke buik. Elke keer weer denk ik: O mijn hemel. Ik ben zwanger. En schrik me weer kapot als dat tot me doordringt. De beloofde roze wolken trekken slechts in verre verten aan mij voorbij.
Tamelijk gevoelloos lig ik dan ook klaar voor de eerste echo. Totdat de verloskundige zegt: "Kijk, daar is-ie. En daar is het hartje dat klopt." Ik begin spontaan te huilen. Ik stamel dat het de hormonen wel zullen zijn, maar de tranen blijven komen. Ik zie een klein mensje met z'n beentjes over elkaar heel relaxt rond drijven, alsof-ie op een luchtbedje ligt. Het raakt me op een manier waarop ik nog nooit ben geraakt. Zonder gedachten, zomaar, uit het niets. Ik ben er dolblij mee. Ik doe het! Ik voel iets voor mijn kindje! Ik heb moedergevoelens!
We dopen onze foetus Japie en ik merk dat ik soms spontaan begin te glunderen als ik over hem vertel. Maar de angst dat ik een slechte moeder zal zijn blijft wel bestaan. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Patjepoe, de kat die ik een tijd heb gehad. Urenlang zat mijn toenmalige vriendje het beestje liefdevol te aaien op zijn schoot. Ik had het na drie halen al wel weer gehad. Toen we uit elkaar gingen bleef het beestje bij mij wonen. Maar op een dag was ze zoek. Twee maanden later zag ik haar ineens lopen over het platje bij de buren. Ik rende naar m'n balkon. "Pááátjepoe!", riep ik op de alleen voor ons bekende intonatie. Patjepoe bleef abrupt staan. Haar donzige snuitje keek me kerngezond aan. Even. Daarna gooide ze haar hoofdje in d'r nek en liep het huis van de buren binnen. Ze stak nog net niet haar middelvingertje naar me op.
En dan zijn er nog de medische gevaren. Want op je 39ste zwanger worden is niet zonder risico. Tijdens de tweede echo krijgen we te horen dat ons kindje een verhoogde kans op Downsyndroom heeft. In één klap is mijn gevoel voor Japie weer weg. Pas als de uitslag van de vruchtwaterpunctie binnen is, komt het gevoel een beetje terug. Helemaal als we nog ander nieuws te horen krijgen: Japie is een meisje!
Het gevoel blijft komen en gaan. Als ik op internet langs de verschillende babyfora surf waar de ene moeder nog uitbundiger gelukkig is dan de ander, voel ik me enorm tekortschieten. Maar soms doemt dan weer het beeld op van het vrolijke meisje met twee rode staarten en kan ik mijn grijns niet van mijn gezicht krijgen. Ik blijf er in ieder geval achter staan dat we de sprong in het diepe hebben genomen. En of die goed uitpakt weten we pas als we de overkant hebben bereikt.